In 1929 schreef Dominee NJC Schermerhorn een revolutionair kerstverhaal.
Deze Rode Dominee van Nieuwe Niedorp was nationaal en internationaal bekend, beroemd, geliefde en berucht Hier het "Kerstevangelie"op zijn Schermerhorns. Gepublieerd in het tijdschrift "De Wapens Neder" in 1920
Meer weten over het Schermerhorn jaar 2018?
Check "Dominee NJC Schermerhorn" op facebook
Met dank aan Niko Stammes
KERSTEVANGELIE
Tijdschrift “DE WAPENS NEDER” Kerstnummer 1920
- En het geschiedde in de dagen, dat een edele vrouwe regeerde over het volk, hetwelk woont aan de lage kusten van de Noordzee, dat er een gebod werd gegeven om gans het volk te beschrijven.
- Want deze vrouwe wilde kennen haar volk; niet slechts het aantal wilde zij kennen van allen, die hare onderdanen waren, maar ook verlangde zij te weten op welke wijze deze leefden en voorzagen in hun onderhoud en van welk geloof zij waren.
- Daartoe werden vele dienaren opgeroepen, die rondgingen door het land om overal de mensen, onder wie er zeer vele onnozelen en onwetenden waren, te helpen bij het invullen der kaarten.
- En dit werd genoemd de 10-jaarlijkse volkstelling.
- En het geschiedde bij deze volkstelling dat daar was een mensenpaar, dat hoopte op de geboorte van een kind.
- En zie, juist bij deze volkstelling werd hun een zoon geboren en zij verheugden zich zeer en hunne harten waren van dankbaarheid vervuld.
- En de moeder zag op het kindeke neer met blijde verrukking en haar ziel was vol van hemelse zaligheid en zij beloofde zich zelf met diepe ernst, dat zij over dit kind zou waken met grote tederheid.
- Maar de moeder was zeer arm, want de vader kon ternauwernood voldoende verdienen om in het nodige te voorzien.
- Daarom was er geen donzen bedje, noch sierlijk wiegje voor den onggeborene en legde de moeder hem in een simpele kribbe.
- In diezelfde nacht, waarin dit kindeke geboren werd, waren enige mannen in de fabriek werkzaam.
- Deze fabriek was zeer groot en er werd dag en nacht doorgewerkt en deze mannen hadden de dienst in deze nacht.
- En zij zeiden tot elkaar: de tijden, waarin wij leven, zijn ernstig en groot en het is ons of er machtige dingen gebeuren zullen.
- En enkelen onder hen werden bewogen en aangedaan en zeiden: de tijden zijn rijp voor het nieuwe leven.
- En onder deze enkelen waren er zelfs, die in goddelijke vervoering uitriepen, dat het niet lang meer kon duren of dit nieuwe leven zou zich openbaren: ja, dat de nieuwe mens, die dit leven brengen zou op de wereld, reeds_geboren was.
- En zij hoorden in hunne extase hemelse koren en goddeljjke stemmen en zij verstonden een zang als van engelen: ,,Vrede, vrede, vrede op aarde".
- En hunne harten werden ontroerd en zij knielden neder om te danken.
- Toen vernamen zij dat een kindeke was geboren en een geheime stem verzekerde hun dat dit zou worden de verwachte prediker. de drager van het nieuwe leven, waarop de wereld hoopte.
- En zij gingen naar de schamele woning en vonden de moeder en het kindeke liggende in de kribbe.
- Aan de moeder vertelden zij, wat zij gevoelden en zij zeiden haar, dat zij was begenadigd boven duizenden en dat dit kindeke zou opgroeien in wijsheid en kracht en zou worden groot en goed en zou brengen aan de wereld de vrede als het hoogste goed.
- En de moeder bewaarde al deze woorden in haar hart en overdacht ze.
- En het kindeke kreeg de in van ,,Homo", want zeide de moeder: “een mensch" is mij geboren.
- En zij waakte over de ziel van ,,Homo"en zij leerde hem het hoogste lief te hebben.
- En ,,Homo" groeide op tot vreugde zijner ouders en allen, met wie hij in aanraking kwam waren één in lof over zijn beminnelijkheid en hulpvaardigheid, over zijn trouw aan de waarheid en zijn zin voor rechtvaardigheid.
- Het gebeurde soms dat ,,Homo" onrecht zag en dan kon hij toornen in edele verontwaardiging. Maar wanneer hij mensen ontmoette, die leden, dan troostte hen en hielp met grote liefde.
- ,,Homo" werd ouder en wijzer en werd zich telkens meer bewust van wat er om hem heen geschiedde.
- Daar kwamen dagen, dat hij de eenzaamheid zocht om te treuren over wat hij waarnam en dan was zijn ziel bedroefd ten dode toe.
- En hij zeide tot zich zelf: waarom is er zoveel leed op de aarde en zoveel onrecht?
- En in hem rijpte het voornemen om tot de menschen te gaan en hun te zeggen, dat het leven zo goed en schoon zou kunnen wezen, wanneer zij zich één gevoelden en elkaar niet bestreden; maar hielpen en steunden.
- En dit voornemen werd tot een onweerstaanbaar verlangen. En ,,Homo" ging tot de mensen overal waar hij deze ontmoette, om het leven, dat in hem tot volle ontplooiing was gekomen, ook bij hen te wekken.
- Velen lachten om ,,Homo" en bespotten hem en scholden hem een dwaas en een dweper, zeggende: hij Is uitzinnig.
- Maar weinigen kwamen onder de betovering zijner liefdevolle persoonlijkheid en gevoelden de waarheid der woorden, die hij sprak.
- En zij schaarden zich om ,,Homo", hem belovende om met hem te arbeiden in de wereld.
- En ,,Homo" noemde hen ,,apostelen" en vaak ook sprak Shij van vrienden en kameraden.
- En met deze kameraden ging hij 't land door, predikende en goeddoende.
- En de mensen kwamen en luisterden. En sommigen werden ontroerd door de toon, waarop ,,Homo" sprak en zij voelden hoe goed hij het meende en hoe hij de wereld wilde gelukkig maken door in het hart der mensen de liefde te wekken.
- Maar andere mensen werden vertoornd. Daar waren groten en machtigen, rijken en aanzienlijken, maar ook armen en verdrukten, die hem een opruier noemden en hem haatten.
- ,,Homo" echter ging zijns weegs kalm en vastberaden en sprak maar altijd door van het nieuwe leven, waar.van hijzelf vervuld was en dat hij in de wereld wilde brengen en zijn oog bleef glanzen van stille, trouwe liefde.
- Toen ,,Homo" de volle mannelijke leeftijd had bereikt, werd hem door de overheid aangezegd, dat hij zich moest melden in de dienst van de Staat.
- Maar Homo" zeide: heb ik niet altoos geleerd “heb uwe naasten lief als u zelf" en zal ik dan nu leven om mijn naasten te doden?
- En de dienaar van de Staat zeide tot hem: De Staat eist dat gij gehoorzaamt. Het is u geoorloofd liefde te prediken en het gebeurt ook geregeld in door de Staat gesteunde kerken - maar gij hebt niet het recht om u tegen de wetten te verzetten.
- En ,,Homo" antwoordde:wanneer ik liefde mag prediken, mag ik dan geen liefde beoefenen?
- En de dienaar van de Staat antwoordende, sprak: gij moogt denken wat gij wilt maar de Staat, die machtig is en groot, zal u zeggen wat gij moet doen. En de Staat wil voor alles dat gij soldaat wordt.
- ,,Homo" stond een ogenblik sprakeloos - toen richtte hij zijn edel gelaat naar den dienaar van de Staat, opende zijn mond en zeide: voorwaar, voorwaar zeg ik u, het is den mens niet geoorloofd om tegen de wet der liefde te handelen.
- en tegen de wet der liefde handelt een iegelijk, die de wapenen opneemt om zijn broeder te treffen.
- Maar- zo sprak de dienaar des Staats - hebt gij dan uw vaderland niet lief en wilt gij daarvoor uw leven niet offeren?
- En ,,Homô" zeide! Wat is mijn Vaderland? Is het niet heel de schone aarde, welke ons mensen tot woonplaats is aangewezen? Zoudt gij dan willen, dat ik iets anders gevoelde dan liefde voor mensen die niet tot hetzelfdevolk behoren als ikzelf? Overal waar ik ben onder mensen, ben ik onder broeders.
- En wederom zeide hem de staatsdienaar dat hij moest gehoorzamen en als ,,Homo" weigert om soldaat te worden, wordt hij van zijn vrijheid beroofd en opgesloten in een gevangenis.
- En als hij wordt weggeleid, richt hij het hoofd fier op,maar niettemin is er In zijn oog een traan.
- Want hij bedroefde er zich over dat hij werd uitgebannen uit de maatschappij, terwijl hij niet anders dan haar geluk wilde en wenste haar vrede te brengen.
- En vele maanden lang bracht ,,Homo" in gevangen:schap door, maar dit brak zijn geest niet.
- En als hij terugkeerde predikte hij krachtiger dan voorheen onder de mensen en zijne kameraden, gezegd apostelen, groeiden in tal en trokken met hem medehet land door.
- Wel kon ,,Homo" in de gevangenis worden gezet, maar zijn geest konden zijne vele vijanden niet doden.
- Zelfs de Staat stond daar machteloos tegenover. Enalle hare dienaren waren niet 'bekwaam ,,Homo" tedoen zwijgen.
- En ,,Homo" bleef maar altijd door van vrede en liefde spreken en telkens waren er weer nieuwe mensen die door de geest van ,,Homo" werden bezield.
- En deze allen weigerden om de Staat te gehoorzamen en als hun werd gevraagd, waarom zij zich in zo grote moeilijkheden brachten, dan zeiden zij: wij willen tegen de geest van ,,Homo" ons niet verzetten. ,,Homo"is in ons geboren en wij kennen geen grotere vreugde dan hem trouw te zijn.
- En zij, voor wie de opperste God was de ,,Staat", waren wanhopig. Wat moest het einde wezen? Zou ten slotte ,,Homo" triumferen en de Staat te gronde gaan?
- Maar ,,Horno" glimlachte en zijn gelaat blonk als een meer bij stille vondstond Want hij wist, dat hij eens overwinnen zou. Zijn geest was onweerstaanbaar en waar hij zijn woning koos, daar werd de liefde ge boren, de liefde, die zacht is en teder en tranen droogt en wonden heelt, maar die ook opstandig is en revolutionair; die neen! durft zeggen, neen, ook dan waar ziju staat tegenover machten van geweld.
- En telken jare werd het grote feit herdacht van de geboorte van ,,Homo" En de machthebbers zagen het met angst en ergernis.
- Maar de kleinen en geringen en de idealisten werden er door bezield en gesterkt. En zij vormden tezamen groot leger En de naam van dit leger was het “leger des Vredes".
- en hunnen wapenen waren: gewetenstrouw, zedelijkheid, broederzin, liefde. En tegenover deze wapenen waren kanonnen en geweren volkomen nutteloos.
- En zo gebeurde het dat, ná vele jaren van beginseltrouwe strijd, eindelijk, eindelijk de vrienden van ,,Homo" de vrede op aarde brachten.
- En toen werd een dankoffer gebracht aan ,,Homo". En dit offer was: het slechten van alle verdedigingswerken en de vernietiging van alle moordwerktuigen.
- En over de aarde klonk een zang, gelijk nimmer was gehoord: de psalm der verbroedering aller mensen
DE WAPENS NEDER, Kerstnummer 1920
Foto: Ingezonden