Geachte leden van het college,
Eerder heeft de fractie van Onafhankelijk Hollands Kroon op 13 november schriftelijke vragen (PV2047) gesteld, die kort daarvoor waren ingetrokken door de fractie van Senioren Hollands Kroon. Naar aanleiding van uw beantwoording en de recente artikelen in Trouw, Telegraaf, NRC en raadsbespreking met de PARK hebben wij over enkele van de door u verstrekte antwoorden nog nadere schriftelijke vragen:
2. Als het college met het intrekken van het Gebiedsplan stelt dat zij: “recht wil doen aan geluiden uit de bevolking en werken (wil) aan gedragen plannen”, de raad daarbij constateert dat participatie over de toekomst van de Wieringermeer bij het Gebiedsplan (en AGRI++) onvoldoende was: op welke manier ziet het college draagvlak om het voorliggende ontwerpbestemmingsplan in routing te brengen?
Antwoord:
U haalt hier twee verschillende instrumenten door elkaar, namelijk een plan en een visie. Een visie wordt op gemeentelijk niveau opgesteld en daarbij is de gemeente verantwoordelijk voor het creëren van draagvlak. Een visie is kaderstellend voor plannen. In dit geval het plan voor deelgebied B1, wat een initiatief uit de markt is. Hiervoor wordt een zogenaamd postzegelbestemmingsplan opgesteld. Het creëren van draagvlak voor private ontwikkelingen, door middel van een postzegelbestemmingsplan zien wij primair als taak voor de ontwikkelaar. Wij vragen een initiatiefnemer altijd wat hij hiervoor heeft gedaan en die informatie wordt opgenomen in de toelichting van een bestemmingsplan. Dat is ook hier gebeurd. Wij verwijzen hiervoor naar paragraaf 8.3 van het ontwerpbestemmingsplan.
4. Is het college met ons van mening dat de informatie op de gemeentelijke website over ontwikkeling van datacenters onvolledig/ afwijkend is, vergeleken met de in het ter inzage liggende ontwerpbestemmingsplan gebruikte motivering op basis van het ingetrokken Gebiedsplan over AGRI++ (met daarin o.a. de gehele ontwikkeling van de westzijde van de A7 als deelgebied B1, B2 en B3 tot aan Middenmeer)?
Antwoord:
Het overzicht op de website geeft informatie over de lopende initiatieven. Van de ontwikkeling van deelgebied B, is uitsluitend de ontwikkeling van deelgebied B1 een lopend initiatief. De reden dat het volledige deelgebied B dus ook eventuele ontwikkeling van B2 en B3 is opgenomen heeft te maken met de wens/eis van de Adviescommissie ruimtelijke Ontwikkeling (ARO) van de provincie Noord-Holland. De ARO wil dat ontwikkelingen in zijn geheel worden bekeken en ook de samenhang in het grotere geheel zichtbaar wordt gemaakt. Daarom is de gehele westzijde van Het Venster-west tot aan Middenmeer beschouwd conform de vigerende omgevingsvisie. Het bestemmingsplan geeft niet meer ontwikkelruimte dan deelgebied B1.
1. Op vraag 4 heeft u geantwoord dat deelgebieden B2 en B3 waren opgenomen voortkomend uit de wens/eis van de ARO dat ontwikkelingen in zijn geheel worden bekeken. Naar aanleiding van welk verzoek, of vanuit welke (plan)context is dit advies aan u verstrekt? Kunt u ons een afschrift van dat advies toekomen, inclusief datering?
2. U geeft aan dat dit voorliggende ontwerpbestemmingsplan niet meer ontwikkelruimte biedt dat deelgebied B1, waarom wordt dan in de ruimtelijke uitwerking van de planologische mogelijkehden wel afgegaan op de inzet van de advisering van de ARO op ontwikkeling van het volledige gebied van deelgebied B (B1, B2, B3)?
3. U geeft aan dat dit bestemmingsplan alleen ingaat op deelgebied B1, als u alleen het doel heeft om deelgebied B1 mogelijk te maken, waarom is dan geen separaat (passend) ruimtelijk advies opgemaakt, zodat zelfstandige inpassing van alleen deelgebied B1 ook landschappelijk aanvaardbaar is, zonder verdere ontwikkeling van B2 en B3?
4. Heeft u de ARO over solitaire ontwikkeling van B1 ook expliciet om advies verzocht, danwel heeft de ARO daarover geadviseerd en kunt u ons een afschrift van dat advies doen toekomen?
5. Als in de Aanmeldingsnotitie (bijlage 3 bij het ontwerpbestemmingsplan B1) alleen wordt ingegaan op de effecten van B1, waardoor initiatiefnemer van mening is dat geen MERprocedure benodigd is, waarom is dan in de beeldkwaliteit wél uitgegaan van volledige realisatie van deelgebied B (B1, B2, en B3)?
6. Is het college met ons van mening dat hiermee sprake is van een motiveringsgebrek en zodoende geen sprake is van een goede ruimtelijke onderbouwing, waardoor de procedure voor het ontwerpbestemmingsplan van B1 gestaakt dient te worden?
7. U verwijst in uw beantwoording naar een advies van de ARO over volledige ontwikkeling van deelgebied B. In het Beeldkwaliteitsplan (bijlage 2 bij het ontwerpbestemmingsplan B1) staan afbeeldingen die ontleend zijn aan het ingetrokken Gebiedsplan Wieringermeer, waarvan de gevoerde participatie onvoldoende was. U motiveerde voor het intrekken zelf dat u “recht wil doen aan geluiden uit de bevolking en (wil) werken aan gedragen plannen.”
In de beantwoording van de vragen over participatie (vraag 2) geeft u het volgende antwoord: Het creëren van draagvlak voor private ontwikkelingen, door middel van een postzegelbestemmingsplan zien wij primair als taak voor de ontwikkelaar. De ontwikkelaar verwijst in de door toelichting op het bestemmingsplan (8.3) naar de bestemmingsplanprocedure als ‘in de procedure is ruimte voor overleg en afstemming van het plan met omwonenden.’
Hoe ziet u uw rol in het ‘rechtdoen aan geluiden uit de bevolking en het werken aan gedragen plannen’, in het licht van het verschuiven van de verantwoordelijkheid voor participatie (en een open gesprek over belangen) ‘als taak voor een ontwikkelaar’?
8. Bent u van mening dat u door het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan B1 rechtdoet aan ‘het werken aan gedragen plannen’?
Met vriendelijke groet,
namens de fractie van Onafhankelijk Hollands Kroon,
Jeff Leever