GroenLinks stelt vragen over het invoeren van resultaatgericht indiceren en inkomenstoets in strijd met de wet
Op 18 februari 2021 heeft de gemeenteraad besloten in te stemmen met een voorstel om voorbereidingen te treffen voor een beleidswijziging in de huishoudelijke ondersteuning per 1 juli 2021, waarbij uiterlijk 1 januari 2022 alle cliënten opnieuw, conform beleidswijziging, zullen zijn geïndiceerd, uitgaande van doelmatige hulp en eigen kracht van de cliënt. Indicatie op deze basis heet resultaatgericht indiceren. Daarnaast wordt ook gekeken of cliënten de hulp geheel of deels zelf kunnen betalen, ofwel een inkomenstoets. GroenLinks heeft tegen dit voorstel gestemd, onder andere omdat resultaatgericht indiceren en een inkomenstoets in strijd met de wet zijn, hetgeen inmiddels ook door de Centrale Raad van Beroep is bepaald.
Daarom stelt de raadsfractie hierover een aantal vragen aan het college (PV 2133):
Vraag 1
Bent u bekend met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 7 augustus 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:2731) waarin ten aanzien van maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden wordt uitgesproken: “Uit een vergelijkbare zaak van de gemeente Ridderkerk (zie de uitspraak van 29 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1803) weet de betrokken cliënt bij deze wijze van verstrekken van een voorziening, waarbij het resultaat bepalend is, niet hoeveel huishoudelijke ondersteuning is verstrekt. Achteraf controleren door college maakt niet dat de rechtszekerheid voldoende is geborgd. Hieruit volgt dat in het bestreden besluit de aanspraken van betrokkene onvoldoende zijn geconcretiseerd. De rechtbank heeft dit niet onderkend. De Raad voorziet zelf in de zaak.”
Vraag 2
Bent u bekend met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 26 mei 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:1381), waarin ten aanzien van individuele begeleiding, ten onrechte niet langer toegekend in uren, maar in een te behalen resultaat, wordt uitgesproken: “Uit vaste rechtspraak van de Raad, zowel onder de Wet maatschappelijke ondersteuning, als de Wmo 2015, volgt dat een wijze van verstrekken die ertoe leidt dat een cliënt en een aanbieder niet weten hoeveel, naar tijdseenheden bepaalde, maatschappelijke ondersteuning het college heeft verstrekt, in strijd komt met het rechtszekerheidsbeginsel (zie ECLI:NL:CRVB:2016:1491 en ECLI:NL:CRVB:2018:3241). Hoewel deze rechtspraak ziet op huishoudelijke ondersteuning, valt niet in te zien dat dit voor begeleiding anders zou zijn. Weliswaar heeft het college voor de concretisering verwezen naar het tweede deel van het ondersteuningsplan, waarin is vermeld met welke frequentie de begeleiding zal plaatsvinden, maar hiermee is voor een cliënt niet duidelijk op hoeveel uren/minuten begeleiding per week hij recht heeft.”
Vraag 3
Bent u het met ons eens dat het raadsbesluit van 18 februari 2021 op grond van de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep niet houdbaar is, omdat resultaatgericht indiceren ertoe leidt dat zowel cliënt als aanbieder niet weten hoeveel, naar tijdseenheden bepaalde, maatschappelijke ondersteuning wordt verstrekt, leidt tot onvoldoende zekerheid en daarmee in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Vraag 4
Uiteindelijk moeten de herindicaties in Hollands Kroon in 2022 leiden tot een bijstelling van het budget voor huishoudelijke ondersteuning. Het doel is niet betere zorg, maar een kostenbesparing met 5% tot 10%. Door het stellen van een inkomenstoets dragen inwoners die op grond van hun inkomen geen ondersteuning zullen krijgen (maar daar wel recht op hebben) bij aan het rondkrijgen van de gemeentelijke begroting, waardoor de voorzieningen voor inwoners met een lager inkomen betaalbaar blijven. De Wmo 2015 bepaalt echter, net als vóór 2015 gebruikelijk was, dat iedereen die vanwege een een beperking in zelfredzaamheid maatschappelijke ondersteuning nodig heeft hiervoor in aanmerking komt, ongeacht zijn of haar inkomen. Iedereen kan op dezelfde wijze aanspraak maken op hulp van de gemeente. 4a. Bent u het met ons eens dat als gevolg van het raadsbesluit van 18 februari 2021 een oneigenlijk verband wordt gelegd tussen het beschikbare budget en noodzakelijke ondersteuning? Zo nee, waarom niet? 4b. Bent u het met ons eens dat aan iedereen die ondersteuning nodig heeft op grond van het in de Wmo 2015 bepaalde deze hulp (desgevraagd) moet worden verleend, omdat niet alleen resultaatgericht indiceren, maar ook een inkomenstoets in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? 4c. Bent u het met ons eens dat het raadsbesluit van 18 februari 2021 niet alleen op grond van de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep, maar ook op grond van de Wmo 2015 niet houdbaar is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Vraag 5
Hoever bent u gevorderd met de herindicatie van cliënten, conform de voorgenomen beleidswijziging? Is al bekend hoeveel cliënten minder ondersteuning zullen krijgen of zelfs hun ondersteuning zullen verliezen en hoeveel besparing deze herindicaties zullen opleveren? Zijn deze resultaten al met de betrokkenen gedeeld?
Vraag 6 Hoe verlopen de experimenten om bij nieuwe aanvragen een groter beroep te doen op eigen kracht en focus op resultaatgerichtheid?
Vraag 7
Zijn er al nieuwe cliënten afgewezen op grond van de voorgenomen beleidswijziging, die nog niet in de verordening is opgenomen en op grond van de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep niet is toegestaan? Zo ja, om hoeveel aanvragen gaat het?
Vraag 8
Wordt met betrokkenen die op grond van de inkomenstoets geen ondersteuning zullen krijgen gedeeld dat zij wettelijk wel recht hebben op ondersteuning? Zo nee, waarom niet?
Vraag 9
In februari kondigde u aan dat de wijziging van de verordening en het beleid in juni 2021 aan de raad zou worden voorgelegd. Wij hebben dit onderwerp echter niet op de raadsagenda’s van deze maand aangetroffen. Kunnen wij hieruit concluderen dat financiële bijsturing op de huishoudelijke ondersteuning bij nader inzien toch niet noodzakelijk blijkt en/of dat u inmiddels hebt begrepen dat resultaatgericht indiceren en een inkomenstoets in strijd met de wet zijn?
Het college geeft binnen dertig dagen antwoord op de vragen van gemeenteraadsfracties. De antwoorden worden gepubliceerd op de website van de gemeente.